logo woningaanpassing info en advies home
Het Stappenplan Het Pve Het Voorbeeld Het Advies De Regels De Rest
home


Wetteksten.
Home.
(Terug)
Sitemap.
Contact.

adverteren


Bestel de infomap !

alle info van deze site
overzichtelijk met
de laatste aanvullingen.

Toelichting op de Wet Voorzieningen Gehandicapten.

1. Achtergrond
1.1. Betekenis voor mensen met een functiebeperking

Juiste voorzieningen en aanpassingen spelen een cruciale rol in het leven van mensen met een handicap, of chronische ziekte. Enkele aspecten van die betekenis worden hier toegelicht.

Mogelijkheden
Voor mensen met een lichamelijke beperking zijn veel activiteiten die voor anderen normaal zijn niet vanzelfsprekend. Voor veel dagelijkse activiteiten hebben zij aanpassingen en hulpmiddelen nodig. Om net als ieder ander te kunnen wonen, werken, contacten te onderhouden om te gaan en staan waar men wil, moet men o.a. gebruik maken van woningaanpassingen, rolstoelen en andere vervoermiddelen.
Eigenlijk bepaalt het al dan niet kunnen beschikken over de juiste voorzieningen, de mate waarin iemand volwaardig aan het leven kan deelnemen en daarmee de mate waarin iemand daadwerkelijk gehandicapt is. Dit geldt met name voor Wvg-voorzieningen omdat die betrekking hebben op basisvoorwaarden voor het maatschappelijk functioneren, namelijk het zelfstandig wonen en het jezelf kunnen verplaatsen

Eigen regie
Het beperkt zijn in je mogelijkheden, niet zelf de regie hebben, afhankelijk zijn van anderen is een realiteit voor veel mensen met een handicap. Een aanpassing, of voorziening is ook een middel om weer wat zelfstandigheid en grip op het eigen leven en de omgeving terug te krijgen, of te behouden. Het betekent vrijheid. Het is een verlengstuk van je lichamelijke mogelijkheden, of een compensatie voor je lichamelijke beperkingen.

Onderdeel leven/ identiteit
Het hulpmiddel is daarmee voor de meesten een verlengstuk van henzelf, van hun dagelijks leven: "Mijn rolstoel, dat zijn mijn benen".
Gelet op deze betekenis van voorziening zijn voor gebruikers de volgende zaken van belang:

  • het op een eenvoudige en snelle manier aan het juiste hulpmiddel kunnen komen
  • het zelf een stem hebben in welk hulpmiddel, welke oplossing het meest geschikt is
  • de bruikbaarheid, betrouwbaarheid, kwaliteit van het hulpmiddel
  • het niet zelf hoeven op te draaien voor de extra kosten die een hulpmiddel, of voorziening met zich meebrengt.

1.2. Wetgeving

Voor 1994 werden rolstoelen, vervoersvoorzieningen en losse woonvoorzieningen door de bedrijfsverenigingen verstrekt in het kader van de AAW. mensen boven de 65 konden geen aanspraak doen op een deze voorzieningen. Andere woningaanpassingen werden door de gemeente verstrekt op grond van de RGSHG. Beide regelingen kenden een open financiering. In de AAW gold het "compensatie-beginsel"; gepoogd werd om alle extra kosten, die mensen vanwege hun handicap moesten maken, te vergoeden. Een individuele benadering stond centraal.

Het rijk wilde met de Wvg enerzijds een einde maken aan de uitsluiting van 65plussers. Anderzijds wilde ze af van de open-eind-financiering om het budget in de hand te kunnen houden. Door de uitbreiding van de doelgroep werd namelijk een aanzienlijke toename van de uitgaven verwacht. Gezien de demografische ontwikkeling zouden er bovendien steeds meer ouderen komen, die van voorzieningen gebruik willen maken.

Er is daarom gekozen voor decentralisatie; het leggen van zowel de financiële als beleidsmatige verantwoordelijkheid voor de verstrekking bij de gemeenten. Landelijke normen maakten plaats voor een gemeentelijke beleidsvrijheid. Hierachter schuilde de verwachting dat het lokale bestuur een meer op maat gesneden pakket kon leveren. Door het combineren van voorzieningen zouden gemeenten zo besparingen kunnen realiseren zonder een al te ernstige aantasting van het voorzieningenniveau.

De Wvg betekent in feite een einde aan het compensatie-beginsel. Het streven van vergoeden van extra kosten werd losgelaten. Gebruikers moesten Eigen bijdragen gaan betalen, en ook collectieve oplossing werden geschikt geacht.
Garantie voor de gebruikers moest liggen in de wettelijke zorgplicht, die de gemeenten opdraagt verantwoorde voorzieningen te verstrekken. Deze zorgplicht is minimaal omschreven. Uitgangspunt bij de invoering was dat d.m.v. jurisprudentie een verdere normering, omschrijving van de zorgplicht zou plaatsvinden. De regering verwachtte dat de rechter daarbij de standaard zou volgen van de uitspraken in AAW-zaken.
In de praktijk blijkt de rechter de zorgplicht slechts marginaal te toetsen. De jurisprudentie heeft geleid tot een minimaal voorzieningenniveau, dat lager is dan de wetgever voor ogen stond.

Evaluatie
Bij de invoering van de Wvg is evaluatietraject vastgelegd. De regering zou in 3 fases in 1995, 1997 en 2000 de werking van de regeling laten onderzoeken en in overleg met de kamer tot mogelijke bijstellingen komen. de eerste twee evaluaties hebben tot enkele wijzigingen geleid om de positie van de gebruikers te versterken. Zo zijn de eigen bijdragen beperkt, is er een regeling voor bovenregionaal vervoer gekomen en is de lokale inbreng van gebruikersorganisaties wettelijk geregeld.

2. Landelijk kader

2.1 inleiding

Zoals hierboven geschetst, legt de Wvg weinig rechten landelijk vast. De wettekst met bijbehorende regelingen vormt tezamen met de jurisprudentie het landelijk kader. De volgende elementen van dit kader komen aan bod:

  • A. Welke eisen zijn er gesteld aan het gemeentelijke verstrekkingenbeleid?
  • B. Voor wie zijn Wvg-voorzieningen bestemd?
  • C. Wat voor voorzieningen worden vanuit de Wvg verstrekt
  • D. Afbakening met andere regelingen
  • E. De procedure
  • F. Bezwaar en beroep
  • G. Eigen bijdragen

A. Welke eisen zijn er gesteld aan het gemeentelijke verstrekkingenbeleid?
Artikel 2 van de Wvg draagt het gemeentebestuur de zorg op voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Gemeenten hebben hiermee een zogeheten "zorgplicht". Ze dragen de verantwoordelijkheid om iedereen, die een voorziening aanvraagt, ook daadwerkelijk van dienst te zijn. Deze zorgplicht staat los van de financiële mogelijkheden; ook als plotseling tweemaal zoveel mensen een beroep doen op de Wvg, dan is de gemeente er nog aan gehouden om al die mensen een aanpassing, rolstoel of vervoersvooziening te verstrekken(in zoverre mensen natuurlijk met recht daar een aanspraak op doen).
De wet geeft nog een verdere invulling aan de "zorgplicht". Ten eerste door te omschrijven dat het gaat om voorzieningen "ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer"(art. 2 lid 1). De verstrekkingen moeten aan de aanvragers dus de mogelijkheid geven om aan de samenleving deel te nemen.

Verder geeft artikel 3 aan dat de gemeenten verantwoorde voorzieningen dienen aan te bieden. Verantwoord wordt daarbij omschreven als doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht. Het begrip doeltreffend houdt in dat de verstrekking inderdaad een oplossing biedt voor de belemmeringen, die de aanvrager ondervindt. Het begrip cliëntgericht spreekt voor zichzelf; bij de verstrekking moet de gemeente rekening houden met de aanvrager, de cliënt.
Het begrip doelmatig slaat erop dat er zo min mogelijk onnodige kosten moeten worden gemaakt.

Nauw verwant met het begrip verantwoord is de term goedkoopst adequaat. Deze term komt niet voor in de wettekst, maar vormt voortbouwend op de AAW-praktijk wel de basis van de Wvg. Gemeenten dienen in het kader van de Wvg minimaal een goedkoopst adequate voorziening te verstrekken. Dat betekent dat de te verstrekken voorziening in ieder geval adequaat dient te zijn. Adequaat is daarbij gelijk te stellen aan het begrip verantwoord. Indien er meerdere adequate alternatieven voor handen zijn, dan mag de gemeente de goedkoopste daarvan verstrekken.

B. Voor wie zijn Wvg-voorzieningen bestemd?
Iemand komt voor een Wvg-voorziening in aanmerking, als deze "ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen;"(art1, lid1, a) Of er sprake is van een ziekte of beperking zal veelal op grond van een medische diagnose moeten worden vastgesteld;

Om in aanmerking te komen voor een Wvg-voorziening gelden verder de volgende criteria:

  • Individueel gericht

    Een voorziening moet hoofdzakelijk bedoeld zijn voor de persoon (met een handicap), waarvoor hij wordt aangevraagd. Gemeenschappelijke voorzieningen vallen niet onder de wet. Automatische schuifdeuren voor een centrale hal van een serviceflat bijvoorbeeld, vallen er buiten.

  • Langdurig noodzakelijk

    Een voorziening moet voor een langere periode nodig zijn. De beperkingen, die de aanvrager ondervindt, dienen een blijvend karakter te hebben. Wanneer iemand voor kortere tijd, bijvoorbeeld ten gevolge van een ongeluk of een ziekte, een voorziening nodig heeft, is een beroep op de Wvg niet mogelijk. In zo'n geval kan men terecht bij de thuiszorgorganisaties die over eigen hulpmiddelendepots beschikken.

  • Niet algemeen gebruikelijk

    De Wvg vergoedt in principe alleen (kosten van) voorzieningen, die mensen zonder handicap in een vergelijkbare situatie niet hoeven te maken. Een gewone fiets is bijvoorbeeld algemeen gebruikelijk en zal niet worden verstrekt. De kosten voor aanpassingen, of de meerkosten van een aangepaste fiets zijn niet algemeen gebruikelijk en kunnen wel op grond van de Wvg aangevraagd worden. De definitie van het begrip "algemeen gebruikelijk" is niet vastgelegd. Daardoor is in de praktijk vaak niet duidelijk waar de grens ligt. Zo beschouwen veel gemeenten thermostatische kranen als algemeen gebruikelijk, terwijl de aanschaf zeker mensen met een handicap en een laag inkomen voor extra kosten plaatst.

C. Wat voor voorzieningen worden op grond van de Wvg verstrekt?
De Wvg kent de volgende soorten voorzieningen:

  • a. woonvoorzieningen
  • b. vervoersvoorzieningen
  • c. rolstoelen

    In de Wvg is geen verdere lijst vastgelegd van specifieke voorzieningen, die tot de boven geschetste soorten behoren. In feite kan het dus om alle voorzieningen gaan die binnen de omschrijving van de wet vallen. Het kader vormt vaak de (vanuit de AAW)gegroeide uitvoeringspraktijk en de jurisprudentie. In een gemeentelijke (Wvg-)verordening (dit is een door de gemeenteraad vastgestelde regeling, zie laatste subparagraaf) staat welke voorzieningen een betreffende gemeente in principe verstrekt.

    Ad a. woonvoorzieningen

    Woonvoorzieningen zijn in feite alle voorzieningen, die ertoe bijdragen dat iemand zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen; oftewel in wettelijke termen:" elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt" het gaat hierbij in de meeste gevallen om aanpassing in en van het huis. Dat kunnen eenvoudige losse voorzieningen zijn, als een verhoogd toilet, of aangepaste kranen. Hieronder valt ook het vergoeden van de kosten voor woningsanering i.v.m. allergieën (bv. voor cara-patienten). Het kan ook gaan om meer ingrijpende bouwkundige ingrepen, als het aanbrengen van een traplift of het aanpassen van een hele woning. Voor bouwkundige, of woningtechnische ingrepen geldt het zwaarder wegend criterium dat er sprake dient te zijn van "ergonomische beperkingen". Sinds 1-4-2000 valt ook de "uitraaskamer"( een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.) onder de zorgplicht van de Wvg. Ook de duurdere woningaanpassingen, boven de € 20.420,- (f 45.000,-) tot € 45.378,- (f 100.000,-) zijn vanaf deze datum een verantwoordelijkheid van de gemeente.

    Ook een vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten valt onder de woonvoorzieningen. Dit geldt voor mensen met een handicap die vanwege belemmeringen op grond van handicap, of ziekte een andere woonruimte nodig hebben. de hoogte van deze vergoeding is niet landelijk vastgesteld. Sommige gemeenten kennen ook een verhuiskostenvergoeding voor mensen die een (aangepaste) woning t.b.v. iemand met een handicap vrijmaken.

    De Wvg biedt de gemeenten de ruimte om het zogeheten primaat van verhuizen toe te passen. Dat houdt in dat de gemeente in plaats van het aanpassen van de huidige woning van de aanvrager ook een al aangepaste woning met een verhuiskostenvergoeding kan aanbieden als goedkoopst adequate voorziening. Een gemeente mag het primaat van verhuizen toepassen als er steeds een voor betrokkene gehandicapte een adequaat(doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht)te achten oplossing voor diens woonproblematiek tot stand komt. Alleen het aanbieden van verhuiskostenvergoeding, zonder dat er een geschikte woning voor handen is, is onvoldoende. Een verhuizing kan ook niet adequaat zijn als het leidt tot sociaal isolement, of het wegvallen van mantelzorg. Het gemeentebestuur moet bij de keus tussen aanpassen en verhuizen ook rekening houden met buiten de persoon gelegen ingrijpende maatschappelijke omstandigheden. Zo is de omstandigheid dat een verhuizing leidt tot een verhoging van de huurlasten met € 654,- per jaar, zo zwaarwegend dat dit leidt tot een uitzondering op het primaat

    Ad b. Vervoersvoorzieningen

    Een vervoersvoorziening is volgens de wet "een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het vervoer buitenshuis ondervindt." Het kan hierbij om een hele reeks van voorzieningen, die de mobiliteitsproblemen van een persoon met een handicap verminderen. In de verordening legt de gemeente vast welke voorzieningen, zij op welke gronden verstrekt. Een belangrijk onderscheid is dat tussen individuele en collectieve vervoersvoorzieningen.

    Veel voorkomende Individuele vervoersvoorzieningen zijn:

    • het vergoeden van kosten voor (rolstoel)taxi, eigen, of bruikleenauto, of vervoer door derden
    • het vergoeden van kosten voor autoaanpassingen
    • het vergoeden van kosten voor begeleiding in het (openbaar) vervoer
    • het verstrekken van bruikleenauto's
    • het verstrekken van andere vervoersvoorzieningen als
      • open en gesloten buitenwagens
      • aangepaste fietsen.

    Een groot aantal gemeenten kent ook een vorm van collectief vervoer. Meestal bestaat het collectief vervoer uit een systeem van belbussen, waaronder rolstoeltaxi's, waarmee mensen op aanvraag van deur naar deur vervoerd worden. Het is op vaste tijden beschikbaar (bv. van 7.00 uur tot 24.00 uur) Het vervoer is collectief, dus kunnen meerdere mensen tegelijk van het busje gebruik maken. Dit kan tot een langere reistijd leiden. Voor collectief vervoer kan een eigen bijdrage gevraagd worden, die gemiddeld overeen moet komen met de tarieven van het openbaar vervoer.

    Zorgplicht

    Vooral op het gebied van vervoer is het niveau van voorzieningen, waar mensen recht op kunnen doen gelden, de afgelopen jaren aanzienlijk verschraald. Het minimale waaraan gemeenten op grond van de zorgplicht moeten voldoen is steeds lager komen te liggen. Bij de invoering van de Wvg werd uitgegaan van een halvering van de te reizen kilometers. Een ondergrens is echter niet in de wet vastgelegd. In de jurisprudentie is het begrip "maatschappelijk verkeer" nader ingevuld door te spreken over "leven van alledag". Een vervoersvoorziening hoeft in beginsel niet verder te strekken dan het bieden van een zodanige tegemoetkoming dat betrokkene binnen het naaste woonmilieu nog in aanvaardbare mate kan zijn sociale contacten in redelijke mate kan onderhouden en deelnemen aan het leven van alledag. Daarbij is ook gesteld dat "Niet aan alle bij de betrokkene levende wensen hoeft tegemoet worden gekomen". "In redelijkheid kan van betrokkene gevergd worden dat hij zich in beperkingen getroost (CRvB, 10/12/96, JSV, 95/8883)."

    Keuze individueel of collectief

    Het staat de gemeente vrij om een afweging tussen individueel en collectief vervoer te maken. Veel gemeenten hebben het zogeheten primaat van collectief vervoer in hun beleid vastgelegd. In principe geldt het collectief vervoer dan als de goedkoopst adequate voorziening Dat betekent dat mensen dan niet, of in veel mindere mate nog in aanmerking komen voor individuele vervoersvoorzieningen. Als mensen om medische redenen niet met collectief vervoer kunnen reizen, moet een andere vorm van vervoer verstrekt worden.

    Als iemand zichzelf op korte afstand niet goed kan verplaatsen, dan is alleen collectief vervoer aanbieden niet adequaat. Er moet dan bv. ook een scootmobiel verstrekt worden De gemeente moet een aanvraag altijd individueel beoordelen, zo nodig na medisch advies. Uit zo'n beoordeling kan blijken dat een voorziening (als een bruikleenauto, of een gesloten buitenwagen) die mogelijk niet is opgenomen in het gemeentelijk beleid voor de persoon in kwestie de enige geschikte voorziening is. In het kader van cliëntgericht handelen moet de gemeente deze voorziening dan ook verstrekken.

    Vervoersgebied

    De gemeente heeft in principe alleen een zorgplicht binnen de eigen regio. Dat is de eigen gemeente plus soms nog een aantal aangrenzende gemeentes. In dit zorgplichtgebied moeten zich een aantal wezenlijke bestemmingen bevinden voor het leven van alledag. Denk bv. aan een grote supermarkt, een station…

    Bovenregionaal vervoer behoort alleen tot de zorgplicht van de gemeente als deze noodzakelijk is om sociaal isolement en vervreemding te voorkomen).

    Inkomensgrens

    De gemeente mag inkomensgrenzen stellen bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen. in de Wet Voorzieningen Gehandicapten staat niet waar die grenzen precies liggen. De meeste gemeenten verstrekken alleen vervoersvoorzieningen als uw inkomen lager is dan anderhalf keer het sociale minimum (de bijstandsnorm). Voor alleenstaanden is deze grens lager dan voor gezinnen, omdat de bijstandsnorm voor hen lager is.

    Begeleiding

    Gemeenten kunnen ook de kosten voor de begeleider van de persoon met een handicap vergoeden. Vaak reist een begeleider gratis met het collectief vervoer. sommige mensen (bv. met een verstandelijke, of visuele beperking) hebben altijd begeleiding bij het vervoer nodig. In principe dienen betrokkenen dit zelf te organiseren. Slechts in uitzonderingsgevallen zal de gemeente de kosten van deze begeleiding (moeten) vergoeden. Bijvoorbeeld als er niet, dan wel tegen substantiële meerkosten voor begeleiding in de directe omgeving gezorgd kan worden.

    Ad c. Rolstoelen

    Het gemeentebestuur verstrekt rolstoelen voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Een rolstoel moet langdurig noodzakelijk zijn om de beperkingen op het gebied van het wonen, of binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen.(Mensen die in een instelling verblijven krijgen de rolstoel via deze instelling verstrekt.) de volgende voorzieningen worden als rolstoel opgevat:

    • Handbewogen rolstoelen
    • Elektrische rolstoelen
    • Scootmobielen (sommige gemeenten beschouwen scootmobielen als vervoersvoorziening)
    • Hulpmiddelen voor jeugdigen kinderduwwandelwagens speelvoertuigen
    • Sportrolstoelen

    De rolstoel moet op basis van een medische indicatie adequaat zijn voor de persoon die hem aanvraagt. Dat kan vragen om op de individu en diens handicap gerichte aanpassingen. Mogelijk moet de gemeente een stoel verstrekken, die niet in haar standaard verstrekkingspakket voorkomt. Ook het verstrekken van noodzakelijke accessoires (als een benenzak, of een stokkenhouder)behoort tot de gemeentelijke zorgplicht. Sommige accessoires, als regenkleding worden door gemeenten als algemeen gebruikelijk gekenmerkt en dus niet vergoed. het regelen van een WA-verzekering en de onderhoud en service aan de rolstoel horen tevens bij de verstrekking. Gemeenten dienen Rolstoelen gratis, dus zonder eigen bijdrage te verstrekken De meeste gemeenten verstrekken rolstoelen in bruikleen en sluiten een contract met een , of meerdere leveranciers voor de levering, service en onderhoud. De mogelijkheid bestaat ook om een persoonsgebonden budget toe te kennen aan de aanvragen van een rolstoel. Een enkele gemeente kent de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget voor rolstoelen. Mensen krijgen dan een geldbedrag, waarmee ze zelf een geschikte rolstoel kunnen aanschaffen. Voor sportrolstoelen geldt in bijna al de gemeenten de volgende regeling. Bij een positief medisch advies krijgt men een forfaitair bedrag toegekend voor aanschaf, onderhoud en reparatie van sportrolstoelen. Meestal wordt dit bedrag toereikend geacht voor 3 jaar.

    D. Andere regelingen

    Voor voorzieningen op het gebied van zelfstandig wonen en jezelf verplaatsen hebben gehandicapten buiten de Wvg ook met de volgende regelingen en loketten te maken:

    • de Regeling Hulpmiddelen van de Ziekenfondswet, voor hulpmiddelen voor lopen, staan, aangepaste tafels, stoelen (waaronder de triple stoel) en bedden en hulpmiddelen voor de communicatie. de zorgverzekeraars (ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars)voeren de regeling uit.
    • de Ziekenfondswet, , voor vervoer naar en van het ziekenhuis, of medisch specialist. uitgevoerd door de zorgverzekeraars
    • de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten(REA), voor voorzieningen op school, of werk en het vervoer van en naar school, of werk. de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid (uvi\rquote s) voeren de REA uit. Mensen die hun werkvervoer via de REA vergoed krijgen, kunnen ook bij de uvi\rquote s(en dus niet de gemeente) terecht voor hun leefvervoer. Mensen die werkzaam zijn in het kader van de WSW kennen een eigen regeling voor vervoers- voorzieningen via hun werkgever.
    • de bijzondere bijstand, voor kosten i.v.m. handicap, die niet vergoed worden via de Ziekenfondswet, WVG of REA zoals, extra stook- kosten, extra bewasssings- of s lijtagekosten, extra beddegoed, eenvoudige dieetkosten. De gemeente voert de bijzondere bijstand uit. Of mensen daar recht op hebben is afhankelijk van het inkomen.

    E. De procudure van het aanvragen van Wvg-voorzieningen

    Een Wvg voorziening dient schriftelijk bij de gemeente te worden aangevraagd. Om te bepalen of iemand voor een voorziening in aanmerking komt kan de gemeente een medisch advies(indicatie) laten uitbrengen. Eenvoudige, en minder duurdere voorzieningen worden ook zonder medisch advies toegekend. Voor woningaanpassingen boven de 45.000 is een advies door het Regionaal IndicatieOrgaan(RIO) verplicht. De regering streeft ernaar dat ook de andere Wvg-indicaties terecht komen bij het Rio. Op grond van het medisch advies neemt de gemeente een besluit over het toekennen van een voorziening. Dit besluit (beschikking) stuurt de gemeente op schrift toe.

    F. Bezwaar en beroep

    Als men het niet eens is met het medisch advies, dan bestaat in sommige gevallen de mogelijkheid tot het vragen van een "second opinion". Tegen een gemeentelijke beschikking kan op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) binnen 6 weken bezwaar worden aangetekend. Het bezwaar dient bij een gemeentelijke bezwaarcommissie, de de betrokkene voor een hoorzitting uitnodigt.

    Tegen een beslissing van de bezwaarcommissie is weer binnen 6 weken beroep mogelijk bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. In spoedeisende gevallen kan men de rechtbank om een voorlopige voorziening vragen. Er volgt dan een snelle voorlopige beslissing, in afwachting van een definitieve uitspraak van de rechter. Een uitspraak van de rechtbank is tenslotte in hoger beroep aan te vechten bij de Centrale Raad van Beroep.

    G. De eigen bijdrage

    De gemeente kan voor Wvg voorzieningen een eigen bijdrage vragen. In de "Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG " heeft de regering grenzen gesteld aan deze eigen bijdragen. Voor een rolstoel, of dat nu een elektrische of een handbewogen of een kinderrolstoel is, hoeft een aanvrager geen eigen bijdrage te betalen. Voor andere (vervoers)middelen 'in natura' betaalt men een maximum bijdrage. Dit geldt bijvoorbeeld voor open of gesloten buitenwagens, open elektrische buitenwagens en driewielfietsen, maar bijvoorbeeld ook voor een douchezitje. Deze bijdrage is niet afhankelijk van het inkomen. De eigen bijdrage voor de overige WVG-voorzieningen (bijvoorbeeld woningaanpassingen) is wel afhankelijk van het inkomen. De gemeente mag een eigen bijdrage vragen als het inkomen minstens anderhalf maal zo hoog is als het bijstandsniveau (het zogeheten norminkomen). Dit norminkomen wordt jaarlijks vastgesteld. voor de maximum eigen bijdrage geldt dan de volgende som: Trek het bijstandsbedrag af van het netto jaarinkomen. Afhankelijk van de gemeente is 8,5 tot 12,5 procent van het geld dat de betrokkene overhoudt het maximum bedrag dat deze per jaar aan eigen bijdrage hoeft te betalen. Hiertoe behoren ook de eigen bijdragen, die mensen in het betreffende jaar aan de zorgverzekeraar betalen. Dit heet de draagkracht. Bij het bepalen van de eigen bijdrage moet de gemeente rekening houden met de andere kosten die voortvloeien uit de handicap, zoals dieetkosten, stookkosten of extra telefoonkosten.

    3. Gemeentelijke invulling
    3.1 inleiding

    De Wvg laat in principe de gemeente veel ruimte om een eigen beleid te voeren.

    Om te weten welk beleid een specifieke gemeente voert, kan men de volgende bronnen raadplegen:

    • gemeentelijk voorlichtingsmateriaal m.b.t. de Wvg
    • de Wvg-verordening en een mogelijk verstrekkingenboek
    • of informatie inwinnen bij de uitvoerende gemeentelijke dienst, of de lokale belangenorganisatie, het gehandicaptenplatform.

    3.2 Gemeentelijke beleidsruimte

    Binnen het kader zoals geschetst in paragraaf 2, kan de gemeente een eigen Wvg-beleid voeren. Dit eigen beleid komt op verschillende wijzen tot uitdrukking:

    Allereerst dient het gemeentelijk beleid vastgelegd te zijn in een door de gemeenteraad vastgestelde Wvg-verordening.

    Een Wvg-verordening moet volgens de wet in ieder geval regels bevatten met betrekking tot

    • de gevallen en de vorm waarin voorzieningen kunnen worden verleend;
    • de hoogte van de financiële tegemoetkomingen;
    • de procedure met betrekking tot de toekenning, de herziening, de beëindiging en de terugvordering van voorzieningen, daaronder begrepen het inwinnen van deskundigenadvies
    • De gronden waarop voorzieningen kunnen worden beëindigd, dan wel teruggevorderd.
    In de verordening staan keuzen m.b.t. vragen als:
    • welke voorzieningen worden in principe verstrekt
    • op welke gronden zijn individuele vervoersvoorzieningen mogelijk
    • hanteert men het primaat van verhuizen,
    • hoe hoog is de verhuiskostenvergoeding
    • worden eigen bijdragen gevraagd en hoe hoog zijn deze
    • welke inkomensgrens geldt voor welke vervoersvoorzieningen

    Daarnaast kennen de meeste gemeente ook verstrekkingsregels. Daarin staat geëxpliceerd welke concrete voorzieningen voor verstrekking in aanmerking komen en welke criteria daarbij gelden. Voor de gebruikers zijn deze regels vaak van groot belang het maakt duidelijk of ze kans maken om bv. een bepaald type rolstoel al dan niet verstrekt te krijgen. De status van de verstrekkingsregels verschilt van gemeente tot gemeente. In sommige gevallen bestaat er een officieel door de raad vastgesteld verstrekkingenboek, in andere gevallen zijn het officieuze richtlijnen, die ambtenaren bij de verstrekking hanteren.

    Het gemeentelijk beleid komt ook tot uitdrukking in de afspraken, die gemaakt worden met derden. Zoals leveranciers(van rolstoelen en andere Wvg-voorzieningen), uitvoerders (van Wvg-vervoer en andere diensten), woningcorporaties en medisch adviseurs; in deze afspraken kan o.a. vastliggen welke kwaliteitseisen aan de dienstverlening en procedures gesteld worden en hoe de positie, inbreng van de gebruiker is geregeld. Tenslotte is een wezenlijk onderdeel van het gemeentelijk beleid de wijze waarop de lokale overheid haar eigen werkzaamheden regelt. Zowel m.b.t. de beleidsvorming; Hoe komt het gemeentelijk beleid tot stand? Hoe vindt een evaluatie plaats? hoe wordt een lokale belangen organisatie bij het beleid betrokken.

    Als m.b.t. tot de uitvoering; waar kunnen mensen hun voorzieningen aanvragen? Hoe worden aanvragers behandeld? hoe snel verloopt de procedure in het gemeentelijk apparaat? hoe vindt de voorlichting plaats? Etc. De belangrijkste uitgangspunten en keuzen m.b.t. het gehele Wvg beleid liggen bij sommige gemeenten vast in een Wvg-beleidsnota.

    3.3 Beleidsvorming

    Het gemeentelijk Wvg-beleid komt niet in het luchtledige tot stand. Het beleid is de (al dan niet bewuste) neerslag van de politieke keuzen, die binnen de lokale mogelijkheden zijn gemaakt. Bij de ontwikkeling van het Wvgbeleid spelen de de volgende factoren een rol:

    • Politieke uitgangspunten en keuzen van de gemeenteraad ook het Wvg-beleid is een weerspiegeling van het lokale politieke debat en stellingname; daarin speelt de vraag welke plaats men ziet voor burgers met een handicap
    • De ambtelijke voorbereiding, en de daarvoor gebruikte informatie vanuit de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Sinds de invoering van de Wvg zijn gemeenten voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering gevoed door materiaal van de VNG, zoals de modelverordening, het handboek Wvg en overzichten van jurisprudentie.
    • De financiële mogelijkheden
      In de praktijk blijkt de ruimte voor eigen beleid sterk bepaald door de financiële mogelijkheden. De Wvg omvat een aanzienlijk deel van de gemeentelijke begroting. Na een aanvankelijke onderbesteding, is Het beroep op voorzieningen steeds verder toegenomen. Uit angst voor een te grote inbreuk op het gemeentelijk budget, hebben veel gemeente het verstrekkingsbeleid verscherpt. Men gaat op zoek naar een zogeheten minimale invulling van de zorgplicht
    • De mogelijke regionale samenwerking met andere gemeenten; onderdelen van het gemeentelijk beleid, zoals de indicatiestelling, afspraken met leveranciers, en soms ook het verstrekkingenbeleid worden door gemeente in regionaal verband gezamenlijk opgepakt, of uitgevoerd. Dit vraagt om het op elkaar afstemmen van beleid. Het onderbrengen van het medisch advies voor Wvg bij het regionaal indicatieorgaan (RIO) versterkt de regionale afstemming en samenwerking.
    • De provincies ontwikkelen samen met gebruikers, gemeenten, zorgverzekeraars en aanbieders zogeheten regiovisies; gemeenschappelijke lijnen of afspraken tussen de partijen over hoe het aanbod van zorg in een bepaalde regio zo goed mogelijk is af te stemmen op de vraag. Deze regiovisies vormen mogelijk ook een kader voor afstemming, of bijstelling van het Wvg-beleid. Ook de regiovisies vormen een kader voor afstemming van beleid;
    • De samenhang met het overig gemeentelijk beleid; de procedures en aanpak van de Wvg moeten aansluiten bij het beleid op andere terreinen (zie ook "naar integraal gemeentelijk beleid")
    • De evaluatie en bijstelling. Ook het Wvgbeleid blijft in beweging. Op grond van knelpunten en veranderende inzichten stellen gemeenten het formele beleid, of de uitvoering bij. Eens in de zoveel jaar vinden formele evaluaties plaats waarbij de lokale overheid het beleid tegen het licht plaats. Maar ook daarbuiten vinden continu, grotere, of kleinere bijstellingen plaats.
    • De inbreng van gebruikers, het gehandicaptenplatform; zie volgende subparagraaf.

    3.4 De rol van de lokale platforms

    De Wvg heeft de beslissers over voorzieningen dichter bij de betrokken gehandicapten gebracht. Dit ging voor veel mensen bovendien gepaard met een flinke achteruitgang van hun voorzieningenniveau. Vanaf de invoering zijn gebruikers daarom op vele plaatsen actief geworden in een Wvg- of gehandicaptenplatform om het voor hen gevoerde beleid te beïnvloeden. Veel gemeenten hebben de totstandkoming van zo'nlo gesprekspartner, een zelforganisatie van betrokkenen bevorderd.

    Inmiddels vormen in het merendeel van de gemeenten (+/- 400) deze lokale gehandicaptenplatforms de gesprekspartner van de gemeente en andere lokale actoren. Zij vertegenwoordigen de belangen van mensen met een functiebeperking, of chronische aandoening. Deze platforms zijn meestal samengesteld uit vertegenwoordigers van categoriale en algemene organisaties van (ouders van) patiënten, gehandicapten en betrokkenen op persoonlijke titel. Dikwijls zijn ook de ouderenbonden in het platform vertegenwoordigd. Naast de Wvg komen ook onderwerpen als toegankelijkheid, wonen, zorg, arbeid, onderwijs, sport en vrije tijd, inkomen aan de orde. De leidraad en overkoepelend thema vormt de mogelijkheid om gelijkwaardig aan de lokale samenleving deel te kunnen nemen(maatschappelijke participatie, of toegankelijkheid in de brede zin) en de kwaliteit van voorzieningen.

    Per 1 april 2000 hebben gemeenten de wettelijke verplichting om met de lokale gehandicaptenplatforms de cliëntenparticipatie rondom de Wvg en het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid vorm te geven. de gemeenten moeten deze cliëntenparticipatie per verordening regelen. In zo'n verordening moet vastgelegd zijn dat "de reikwijdte van de cliëntenparticipatie het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid is; de gemeente dient over wijzigingen in de verordening en uitvoeringsregelingen tijdig advies te vragen aan het lokale platform; verder moet de gemeente vastleggen welke faciliteiten aan het lokale platform ter beschikking worden gesteld. Deze regeling kan van groot belang zijn voor de wijze waarop het gemeentelijk beleid voor mensen met beperkingen tot stand komt. Er zijn meer garanties voor de inbreng van betrokkenen;

    3.5 Naar integraal beleid

    Bovendien wordt een verbinding gelegd tussen de Wvg en het bredere beleid dat gemeenten t.b.v. gehandicapten en chronisch zieken (kunnen) voeren. Mensen met een handicap, of chronische aandoening hebben namelijk op allerlei manieren met de gemeente te maken. De taken en verantwoordelijkheden die het lokaal bestuur heeft naar de gehandicapte inwoners, zijn de laatste jaren enorm toegenomen. Het beleid van de gemeente heeft daarmee een grote invloed op de kansen en mogelijkheden van mensen met beperkingen op tal van levensterreinen (zoals voorzieningen, vervoer, werk, inkomen, maatschappelijke deelname). Een deel van de Gemeenten zijn vooral nog gefixeerd op hun rol m.b.t. de Wvg. De regeling cliëntenparticipatie biedt een kans om in samenspraak met betrokkenen een bredere kijk op het lokale beleid voor mensen met beperkingen te ontwikkelen.

logo adres top


Please change "fontsize" in your browser if page looks corrupted.
Site design and copyright by Ir Grootveld / Blinksoft.